costa del canaria. Dus.

Standaard

Eigenlijk ben ik een kampeerder. Zo één van de primitieve soort die opleeft als er in de wijde omtrek geen voorzieningen te vinden zijn. Sinds twee jaar gaat er een campingtafel mee op vakantie (handig voor de wijn en de Yahtzee) maar tot die tijd kon ik intens tevreden een paar weken op een matje voor mijn tent zitten. Ik vul met liefde mijn dag met handwasjes, hout sprokkelen, een viergangen maal op één primusje bereiden en ’s avonds met een zaklamp in de hand en een toiletrol onder de arm struikelend op zoek gaan naar een toiletgebouw.

In februari van dit jaar leek het tij te keren. Mijn liefde voor kamperen is onverminderd groot, maar de kinderen hadden buiten ons om een coalitie gevormd met slechts één programmapunt: het moest maar eens afgelopen zijn met dat kamperen. Ze voorzagen een langdradige vakantie zonder internet met ouders die hun ultieme geluk haalden uit dingen als bramen zoeken en ’s middags om één uur al een wijntje uit de jerrycan tappen, verzuchtend hoe heerlijk dit alles was. En, eerlijk is eerlijk, dat is precies wat er gebeurd zou zijn als zij hun punt niet krachtig duidelijk hadden gemaakt. Ik zal de details besparen, maar al snel werd het ons duidelijk dat we zouden moeten zoeken naar een oplossing die het midden hield tussen primitief kamperen (onze wens) en een luxe resort (hun inzet). Zij wonnen.

En zo komt het dat we deze zomer naar Costa del Canaria verkassen. Slechts een dag of tien, dus dat moet te doen zijn. De keuze is op dit oord gevallen vanwege de hoge bejaarden- en homo- dichtheid (aldus betrouwbare statistieken), hetgeen me randvoorwaardelijk leek met een puberdochter met uitgaansambities. Geen tent maar een hotel in koloniaal-Afrikaanse stijl met keuze uit meerdere restaurants, zwembaden, tennisbanen en (jippie) een entertainment team. Op de site zag ik dat ze houten giraffen en olifanten in de tuin-met-tropisch thema hadden losgelaten. Het belooft een dolle boel te worden.

 

luizenmoeder

Standaard

In de nadagen van de basisschoolperiode van mijn jongste besloot ik mijn carrière als moeder een nieuwe impuls te geven. Een combinatie van schuldgevoel en filantropie deed mij besluiten me aan te melden als luizenmoeder. Enkele weken gingen voorbij, maar toen volgde dan toch de oproep of ik mij op een woensdagochtend wilde melden bij de klas van mijn zoon. Tevreden constateerde ik dat ik, ondanks jarenlang consequent mijn snor drukken, serieus werd genomen als kandidaat voor het luizenprogramma.

Op een woensdagochtend maakte ik ietwat gespannen opwachting aan de schoolpoort. Een legertje strijdlustige collega-luizenmoeders stond al klaar met een blik van “dat varkentje zullen we wel even wassen”. Ik voegde me blijmoedig bij hen. Mijn vrolijke “goedemorgen” werd beantwoord met vorsenden blikken. “Zo, een nieuweling?” werd aan me gevraagd. Ik kon niet anders dan dat bevestigen, maar benadrukte snel dat ik hoofdluistechnisch al tamelijk ervaren was. Een dochter met lang haar en gemiddeld tweemaal per jaar een luizenuitbraak in ons huishouden, daarmee hoopte ik een zeker aanzien te verkrijgen. Het effect viel een beetje tegen; het kan zijn dat ik het me verbeeldde, maar ik zag een paar collega-luizenmoeders een stapje naar achter doen en in plaats van respectvol geknik hoorde ik wat afkeurend gegrom. Dit ging minder gezellig worden dan ik me had voorgesteld.

Om kwart voor negen werden wij richting klaslokaal geroepen. De collega’s bleken heuse pro’s en hadden latex-handschoentjes, een schort, een lamp en nog wat andere attributen bij zich die de hygiëne van de onderzoeker zou beschermen en die de potentiële luizendrager snel zou ontmaskeren. Ik had, als beginneling, niets bij me en zuchtend werd mij een paar latex handschoentjes toegeschoven. Dat was het moment waarop mijn carrière als luizenmoeder, die een vliegende start had moeten maken, op voorhand al gedoemd was te mislukken.

De collega’s bleken ieder al sinds groep 1 van hun oudste kinderen beroepsluizenmoeders te zijn. Ze doorgrondden het leven van een hoofdluis totaal; stijl haar wel, kroeshaar niet. Dat hoofdluis alleen op schoon haar zou landen werd resoluut naar het rijk der fabelen verwezen. Lotions en shampoo helpen niet, wel drie maal daags tot bloedens toe kammen boven een wit papier en levende luizen meedogenloos verdrinken in een bakje water met azijn (anders wandelen ze er zo uit, werd mij verzekerd).

Ik was geïmponeerd door hun duidelijke senioriteit op het luizenvlak en begon wat timide aan mijn eerste patiënt. Een Marokkaanse jongen met gemillimeterd haar werd aan mij toevertrouwd. Je hoefde geen Hoofdluis gestudeerd te hebben om te begrijpen dat dit geen aantrekkelijke woonomgeving kon zijn voor zo’n kleine bloedzuiger, maar ik besloot de jongen toch grondig te onderzoeken. Al was het maar om te benadrukken dat ik het ambacht wel degelijk heel serieus nam. Na deze, hoofdluisvrije, jongen volgde een continue stroom van kinderen met kapsels die langzaam opliepen in moeilijkheidsgraad. Kroeshaar, vlechtjes, felgekleurde extensions, gestraight haar, kunstige bouwwerken met speldjes en elastiekjes, ik kreeg er zowaar lol in. De collega’s konden het niet nalaten om af en toe wat commentaar te geven op mijn onderzoeksmethodes. Keek ik wel grondig genoeg in de holte in de nek en achter de oren?

Na een half uur inspectie begon ik onzeker te worden; ik had nog geen enkel besmet hoofd te pakken. Tegelijk had ik de collega’s ook nog geen melding horen maken van ongedierte, alhoewel er af en toe over mijn hoofd betekenisvolle blikken werden uitgewisseld. Zou deze discretie bij de hoofdluisetiquette horen of bespotten ze mijn onderzoeksmethode? De laatste vijf kinderen werden random verdeeld en na grondige inspectie trof ik – tot mijn grote opluchting – een meisje met neten in het haar. Ik moest een kleine jubel onderdrukken. Discreet wendde ik me tot één van de luizenveteranen naast me en vroeg hoe ik hier melding van moest maken. Ik zag het bloed uit haar gezicht wegtrekken toen ze uitstootte:”Waarom vraag je dat? Dat is mijn dochter…”

uit d’oude doosch

Standaard

Ik gooi de slakken die ik in mijn tuin vind over de heg naar de tuin van de buren. Als iemand anders mijn haarborstel heeft gebruikt, koop ik een nieuwe. Ik vind naar Oprah kijken ontspannend. Ik huil soms om RTL-programma’s zoals Extreme Home Make-Over; niet van afschuw maar van oprechte ontroering. Ik hou niet van fruit omdat ik er vieze plakkerige handen van krijg. Ik rijd regelmatig één halte zwart. Slapen is één van mijn grootste hobby’s; belachelijk vroeg naar bed gaan met sokken aan een heimelijk genoegen. Ik ben bang voor enge films en kan ook niet goed tegen schieten. Ik heb een hekel aan ‘s avonds telefoneren en neem dan vaak niet op. Ik sms trouwens sowieso liever dan ik telefoneer. Ik poets meestal maar één keer per dag mijn tanden en flos hooguit twee keer per week. Ik lees recensies van alle nieuwe literaire boeken en praat erover mee, zonder ze gelezen te hebben. Ik maak in mijn hoofd vieze ezelsbruggetjes van de letters op nummerborden die ik tegenkom. Als ik mannen met een gaatje in hun kin zie dan moet ik me beheersen niet mijn vinger erin te stoppen. Ik vertoon rijgedrag waaraan ik me bij anderen erger. Ik zeg in de supermarkt altijd ja tegen alle soorten gratis zegels en gooi ze nog voor ik buiten sta weer weg. Ik lees graag damesbladen, ook hele slechte. Ik doe álles in de vaatwasser, ook als er nadrukkelijk opstaat dat het niet vaatwasserbestendig is. Op congressen scharrel ik gratis hebbedingetjes bij elkaar; zogenaamd voor mijn kinderen maar ik hou ze stiekem zelf. Als ik naast iemand sta die lekker ruikt wil ik aan hem of haar snuffelen. Ik zou graag een paar weken vrachtwagenchauffeur willen zijn. Ik ben te lui om écht rijk te worden.

Voor de enkeling die dacht dat ik in het echte leven edgy, trendy en fierce ben (vrij naar America’s Next Top Model) moet dit een teleurstellend bericht zijn. Mijn excuses in dat geval.

 

bikram

Standaard

Het leek me wel hip om een keer een lesje Bikramyoga te volgen. Je weet wel, een vaste serie bewegingen in een zaal waar het zo’n 40 graden warm is. Ik doe al honderdenvijf jaar aan yoga, ben tamelijk lenig en op een paar maanden na zelf afgestudeerd als yogadocent. Bovendien had ik een paar artikelen over Bikram gelezen. Hoe moeilijk kon het zijn?

Direct bij mijn aanmelding werd me op het hart gedrukt het de eerste keer rustig aan te doen en achterin de zaal te gaan staan met mijn matje. En vooral niet drinken, want dan kun je misselijk worden. Dat stemde niet gerust, maar ik was arrogant genoeg om te denken dat een paar bewegingen met de verwarming een tandje hoger geen probleem zouden moeten zijn. Nog voor de les begon, begon het zweten. Het was niet een beetje warm, het was loeiwarm. En vol. De matten lagen hutjemutje en het was al snel duidelijk dat al deze mensen al vaker waren geweest. Zonder enige moeite stonden een paar zich bij wijze van opwarming (Ha.Ha.Ha.) volledig binnenstebuiten te draaien. Ik begon me wat ongemakkelijk te voelen. Dit was duidelijk voor gevorderden.

De Bikramjuf kwam fris en fruitig en met een zwangere buik binnen en begon ons in rap Engels door de oefeningen heen te praten. De eerste twee bewegingen gingen nog, maar toen ging de zweetkraan volledig open. Om mij heen zag ik allemaal belachelijk strakke mannen en vrouwen schijnbaar moeiteloos een been in de nek vouwen of over de schouder werpen en ik kon alleen maar druppelen en verbouwereerd om me heen kijken. Als dit het effect was van een paar lesjes Bikramyoga dan moest ik mezelf toch maar trakteren op een abonnementje! Met de moed der wanhoop deed ik wat bewegingen mee. De juf sprak me bemoedigend toe, maar ik merkte aan haar dat ze blij was dat ik een beetje uit het zicht stond. Zesentwintig oefeningen lijkt niet veel, maar wel als je ze allemaal drie keer moet doen. Ja, ik werd soepeler door de warmte, maar om nou te zeggen dat ik een toonbeeld van elegantie was zou niet helemaal eerlijk zijn. Na anderhalf uur ploeteren was mijn handdoek volledig doorweekt en begreep ik waarom de meesten in zo’n idiote zwembroek waren gekomen.

Na een kwartiertje onder de kraan te hebben gehangen was het ergste paars uit mijn gezicht weggetrokken en durfde ik me richting uitgang te bewegen. Bij het inleveren van mijn handdoekje dook de juf opeens op. Ik wilde, beschaamd over mijn ondermaatse prestaties, wegduiken, maar ze complimenteerde me glunderend. “Heel knap dat je de eerste keer de hele les binnen bent gebleven zonder flauw te vallen! Het valt niet mee om je een eerste keer tussen alleen maar professionele balletdansers staande te houden.” En nu voel ik me met terugwerkende kracht toch nog heel soepel en stoer. Voor een amateur dan.

besef

Standaard

Op een dag realiseer je je dat je dertienjarige dochter een heftiger uitgaansleven heeft dan jij. En dat terwijl je zelf toch ook nog ruimschoots aan de goede kant van de veertig bent. Reden genoeg om in lichte paniek te raken (zie je hoe ik het woord midlifecrisis subtiel vermijd?) en om het roer radicaal om te gooien. Want opeens ben ik niet alleen een moeder, maar blijk ik tegen wil en dank ook nog een mevrouw te worden met allerlei Grote Mensen Activiteiten zoals ouderavonden, koffievisite en vergaderingen. Noem het ontkenning, maar dat vind ik toch nog een beetje ver van mijn bed. Alhoewel mijn agenda het tegendeel beweert. Dus ik besluit hier en nu: de bezem gaat door mijn agenda en ik veeg alle mevrouwenactiviteiten er de komende tijd uit. En die vervang ik door een avondje stappen, borrelen op het terras of lekker naar een niet-mevrouwige film.

Ik hoop dat ik het op tijd door heb als het “van achteren lyceum, van voren museum”-effect zich aandient (kennelijk toch een beetje geschrokken van series als Hotter than my Daughter) en wijs me er anders maar voorzichtig op.

trash-tv

Standaard

Ik zou graag met droge ogen kunnen beweren dat ik thuis blijf voor Zomergasten of dat ik geboeid kijk naar Kunststof. Maar dan zou ik liegen. Het is niet eens directe onwil, maar een combinatie van factoren die maakt dat ik zelden blijf hangen bij kwaliteitstv. In de eerste plaats is de tv van de kinderen. Die lange strijd heb ik opgegeven. Ik vond dat de tv vooral van mij was, maar de kinderen zijn met meer en ze zijn ook nog eens heel vasthoudend. En als ze eenmaal in sluimerstand voor de tv zitten dan vechten ze niet met elkaar, maken ze niks vies of stuk en eigenlijk is dat voor de afwisseling best prettig.

Als de kinderen heel sporadisch een avondje ergens anders (mee bezig) zijn, word ik zelden overweldigd door het gevoel te moeten kijken naar Het uur van de Wolf, Knevel en Van den Brink of In Therapie. Net zoals ik zelden overweldigd wordt door het gevoel om op de bank een zak wortelen weg te willen knagen.

Trash-tv is op een geheel eigen wijze namelijk heel leerzaam, ja, zelfs spiritueel. Laat ik er een paar pareltjes uit lichten. In Snog, Marry, Avoid zet een bitchy computer vrouwen op hun nummer die zich bloedordinair kleden en veel te dik opmaken (Hotter than my Daughter is er kinderspel bij). Ze krijgen een zogenaamde “make-under” waarbij de dikke lage plamuur en kunstwimpers worden verwijderd. Het publiek op straat mag voor en na deze metamorfose bepalen of ze kiezen voor “snog”, “marry” of “avoid”. Meestal kiezen in de voor-situatie getrouwde mannen voor “avoid” (soms zie je nog net de schaduw van hun vrouw die net buiten beeld maar binnen gehoorafstand staat) en jonge, vrijgezelle mannen voor “snog”, wat op zich natuurlijk gewoon eerlijk is. Na de metamorfose kiest vrijwel iedereen voor “marry”. Moraal van dit verhaal: door je ware schoonheid te tonen kom je eindelijk aan de man. Hoe diep is dat? Overigens vervalt vrijwel iedere deelneemster binnen enkele weken weer terug in oude gewoonten. Maar, eerlijk is eerlijk, als iedereen op straat opeens met je wil trouwen is dat natuurlijk ook best angstig.

Expeditie Robinson is feitelijk een antropologische documentaire met als hoofdconclusie dat de mens van nature slecht is. Bij Shownieuws en RTL Boulevard leer ik dat mijn gezapige leven in een Vinexwijk te verkiezen is boven het roerige leven van Patty Brard of Conny Breukhoven. Na het zien van My Super Sweet 16 prijs ik me gelukkig dat bij ons in huis de discussies vooralsnog gaan over of er twee of drie vriendinnen mogen blijven slapen na een feestje en in Kate plus Eight, over een getergde moeder van een zesling en twee losse kinderen, leer je het belang van voorbehoedsmiddelen.

Ongetwijfeld mis ik een hoop kwaliteit en achtergronden door mijn beeldbuisgedrag, maar dat compenseer ik door er heel gezond bij te eten. Soms.

doelgroep

Standaard

Terwijl ik gisteren naar TLC zat te kijken drong het besef tot me door dat ik een Doelgroep ben. Jillz, Special K, de Red, het is gewoon helemaal voor mij bedoeld. Want laten we wel wezen: welke vrouwelijke dertiger voelt zich niet aangesproken door een paar lekkere zingende mannen die uit een vijver stappen met een flesje appelcider? Als ik na ga hoe mijn doelgroep wordt getypeerd, word ik daar toch een beetje chagrijnig van. De kenmerken van de vrouwen waarmee ik in één hokje woon:

  • Ergens in de dertig en verdient haar eigen geld
  • Geeft dat vervolgens uit aan dure kleding, uit eten gaan in hippe tenten en aan tassen
  • Vernieuwt sowieso elk seizoen haar garderobe en/of interieur
  • Hangt met een dekentje en een kopje thee op de bank tijdens haar Happy Period
  • Krijgt dorst van mannen met een ontbloot bovenlijf en een ietwat gay uitstraling
  • Gaat gebukt onder zwaar, slap of pluishaar
  • Zit met dilemma’s rond wel of geen kinderen óf rijdt met een bakfiets vol peuters
  • Drinkt geen bessenjenever, maar mojito, caipirinha of prosecco en drinkt geen koffie maar een ristretto, een macchiato, een lungo of een latte
  • Kijkt reallife series over andere vrouwen die cupcakejes bakken, heel veel kinderen of heel veel geld hebben
  • Is een beetje neurotisch en altijd heel druk met meerdere dingen tegelijk

Ok, ik erken: ik voldoe aan een aantal kenmerken uit dit lijstje (en ik laat aan de fantasie van de lezer over aan welke), maar het kan toch niet zo zijn dat ons leven wordt samengevat door wat banale gemeenschappelijke kenmerken?  Laten we massaal een onwaarschijnlijke hobby adopteren, een komodovaraan als huisdier nemen, formule 1 gaan racen, er voor zorgen dat de enige échte gemeenschapelijke deler is dat we ongelofelijk divers en onvoorspelbaar zijn.

thuis werken

Standaard

Thuis werken klinkt tamelijk ideaal. In je badjas, mét drinkbare koffie en zónder storende collega’s de inspiratie flink laten woekeren. Geen rij bij het koffieapparaat en geen mensen die mijn stukken van de printer meenemen. In plaats daarvan met ongekamd haar en een lekker muziekje op de achtergrond aan de keukentafel productief zitten zijn. Klinkt ideaal.

Maar eigenlijk vind ik thuis werken helemaal niet leuk. Het zal wel aan mij liggen, maar ik heb altijd last van een sluimerend schuldgevoel. Ik heb het vage idee dat ik semi-frauduleus bezig ben door mijn werk niet van achter mijn bureau te doen, “zoals het hoort”. Dat compenseer ik door veel te produceren, zodat iedereen kan zien dat ik heus-wel-aan-het-werk-ben. Om elf uur ontdek ik dat ik nog niet ontbeten heb en zelfs die kwaliteitskoffie, die altijd zo aantrekkelijk lijkt na een bakkie kantoorleut, ben ik vergeten voor mezelf te zetten. Eigenlijk werkt het ook helemaal niet fijn in mijn badjas; ik krijg er koude benen van en de mouwen hangen steeds over mijn leeswerk. En het idee dat iedereen straks met elkaar gaat lunchen terwijl ik heel sneu in mijn badjas mijn bammetje achter mijn pc weg zit te kauwen is onuitstaanbaar.

De enige goede reden om thuis te werken is om meer klussen af te maken in vier uur, dan normaal in twee dagen. En om te beseffen dat je collega’s nodig hebt om je werk een beetje jeu te geven.

Ik ga maar eens ontbijten.

encore

Standaard

Het is bijna twee jaar geleden dat mijn vorige blog het leven liet. Eigenlijk deed mijn blog dat niet eens zelf. Ik heb actief euthanasie met hem bedreven. Hij had me niets misdaan, ik  was er gewoon helemaal klaar mee. Maar zoals die dingen gaan: als je elkaar wat langer uit het oog verliest ga je elkaar toch missen en tot op zekere hoogte misschien ook idealiseren.

Daarnaast begin ik wat ontwenningsverschijnselen te ontwikkelen. Ik betrap mezelf erop dat ik hersenspinsels op kladjes krabbel, dat ik Facebook begin te misbruiken voor gedachteflarden en dat ik een tikje jaloers ben op mensen die wel volop aan het bloggen zijn. Het moest er dus maar weer eens van komen, al is het alleen maar om mijn arme Facebookvrienden niet lastig te vallen met mijn neuroses.

Omdat ik in de afgelopen twee jaar een stuk wijzer ben geworden (of in ieder geval een stuk ouder, namelijk zo’n twee jaar) wil ik een nieuwe “look & feel”. Ik schrik zelf nog een beetje van de heftige lay-out, omdat die mogelijk de verwachting wekt van een hoop frivole vrolijkheid. En in de praktijk ben ik frivool noch vrolijk. Ik hoop dat mijn kleurige achtergrondje dat een beetje compenseert.

Enfin. Ik ben er weer. Degenen die weer op de kar springen: welkom en dank voor jullie geduld. Degenen die al mismoedig worden van dit eerste berichtje: vlucht zolang het nog kan.